dinsdag 23 november 2010

Addis Abeba - Awassa - Arba Minch - Omo Valley - Nairobi































































































































let the beast go!
zoals gepland verlieten we addis en reden we verder zuidwaarts voor een eerste stop in de riftvallei: ‘awassa’ is daarvoor het geknipte stadje, alwaar we onze tenten neerzetten en wat rondslenterden langs de oevers van het nabijgelegen meer met oog voor de bijhorende vogels.  de stad heeft ook een officiële toyota-garage waar we langsgingen voor een aantal kleine mankementjes en voor onderhoud.  ter plekke kregen we te horen dat dit alles een paar dagen in beslag zou nemen, waarvoor we vriendelijk bedankten.  gelukkig maakten we kennis met een handvol VN-medewerkers die blijkbaar wel de tijd (en het geld) hadden om hun wagens er te laten fixen.  een van hen, joseph, was zo vriendelijk ons te vergezellen op zoek naar een iets minder officiële garage, wat we soepel vonden.  hier werden we wel snel geholpen en na een tweetal uurtjes (onderhoud, het dichten van een lek, het repareren van een scheur in de uitlaatpijp en het regelen van de regulator) konden we de keet gezwind verlaten met een herboren bertha!

ethiopische beestenboel
tijd dus om de baan op te gaan, en die leidde ons naar het stadje ‘arba minch’.  we kampeerden op het terrein van een restaurant-hotel-resort dat ooit betere tijden gekend moet hebben.  de plek was gelegen aan het hoge gedeelte van de stad (het hoge en het lage gedeelte krijgen wegens gebrek netjes elk om beurt de ene avond elektriciteit, de andere avond niet), waardoor we konden genieten van een indrukwekkend zicht op de riftvallei, met in het dal twee meren en op de achtergrond hoge bergflanken.  beesten zijn nooit ver weg in ethiopie: aan onze tent werden we vergezeld door een trouwe viervoeter, zowel ’s nachts als overdag niet van ons weg te slaan en af en toe passeerde er een familie bavianen.  ’s avonds zochten en vonden we eten, geraakten we aan de praat met de lokale jeugd en belandden we met hen in een bar voor een gezellige avond.  we sliepen uit, regelden en deelden met een beiers koppel een klein bootje waarmee we samen met een ethiopische ‘kapitein’ te water gingen op een van de meren.  na een klein uur varen bereikten we hetgeen waarop we wachtten: het meer zit immers vol met voor ons niet alledaagse beesten: op een paar tientallen meter afstand zagen we regelmatig een aantal nijlpaarden hun kop boven water steken, vergezeld van het nodige geblaas en geklots.  van iets dichterbij zagen we nog een andere gezellige diersoort, namelijk (grote) krokodillen, zonnebadend aan de oevers of ronddrijvend in het water. 
een dag later stond er nog meer natuur op het programma: we besloten het nechisar national park binnen te rijden langsheen een uiterst slechte, onverharde ‘weg’ (wegens stenen en rotsen, putten en geulen en extreem steile hellingen).  onderweg kwamen we bavianen en andere apen tegen, evenals dik diks, een heel kleine antilopensoort die volgens mij een beetje de vervanger is van het konijn hier.  na een paar uur bereikten we een hoogvlakte, waar we (grotere) antilopen, vreemde loopvogels en zebra’s konden spotten, dit alles in een behoorlijk mooi decor! tegen valavond passeerden we nog langs de zogenaamde ‘hot springs’: er stroomde inderdaad een beekje met zuiver water door het bos, maar waar ze de term ‘hot’ vandaan halen, blijft voor ons een raadsel.  in ieder geval hadden ze er ooit een dammetje neergepoot, waardoor er een poel is ontstaan (de ‘swimming pool’) en waar we handig gebruik van maakten om ons te wassen (op onze camping was er geen stromend water).  de aan tenen knabbelende vissen moesten we er, tot grote vreugde van simon en kristof, maar bijnemen. 

‘circus ethiopia’
we bolden verder naar ‘konso’, eveneens gelegen in de riftvallei en toegangspoort tot het stammengebied in het zuidwesten van ethiopie: de Omo-vallei.  in het dorp gingen we even kijken naar een lokale voetbalmatch, waar we honderden locals aantroffen, supporterend voor twee uitermate (zelfs lachwekkend) slecht spelende voetbalploegen.  zoals gewoonlijk werden we snel omringd door een tiental ethiopische kinderen die ons overhaalden aan een stuk suikerriet te knabbelen, wat voor hen een heel entertainment bleek te zijn.  op onze slaapplek zagen we dylan, onze sri lankaans-zwitserse motorrijder die we eerder al tegenkwamen op de nassermeer-ferry.  blijkbaar was hij heelhuids door zuid-sudan geraakt en ging hij nu via ethiopie, djibouti en jemen. verder oostwaarts naar india.  we besloten naar ‘turmi’ te rijden, een plaatsje in het stammengebied.  onderweg kwamen we reeds naakte of half-naakte mannen en vrouwen tegen, met vaak voor ons originele en ongewone kapsels, attributen, sieraden en tatoeages.  vlakbij turmi werd onze aandacht gewekt door een massa mensen en geparkeerde 4X4’s, en ook dylan was van de partij.  blijkbaar was er een huwelijksceremonie van een van de stammen aldaar aan de gang.  we stopten er en wouden een kijkje nemen, maar vrijwel onmiddellijk kwam er een man naar ons toe (van een reisbureau/overheid, geen lid van de stam) die ons vertelde dat een gids verplicht was en dat we toegang moesten betalen (veel geld naar ethiopische normen).  na veel discussie konden we de gids met dylan delen en mochten we rondlopen.  we zagen dansende vrouwen, die tot bloedens toe op de rug geslagen werden door mannen met een zweep, terwijl de vrouwen zelf geen kik gaven.  iets verderop zaten nog tientallen mannen en vrouwen van de stam wat te kijken en te praten.  heel dit schouwspel werd echter bijgewoond door horden toeristen, die met tours hierheen gebracht werden.  bij het zien van dit alles kregen we een onbehaaglijk gevoel: er waren minstens evenveel toeristen als leden van de stam, waarbij eerstgenoemden vaak respectloos bijna letterlijk vochten voor de mooiste foto.  daarbovenop kwam de man van het reisbureau/overheid vragen naar ons toegangsgeld, terwijl we niet goed wisten wie hij was en waar het geld naartoe zou gaan.  dit was niet echt een schoolvoorbeeld van duurzaam toerisme en we waren ongewild en onbedoeld medeplichtig…  wat later gingen we met heel het circus naar een open plek waar een kudde stieren bij elkaar gebracht waren.  na wat dansen en zingen werden een aantal stieren naast elkaar op een rij getrokken en geduwd waarop de toekomstige echtgenoot een aantal keer over de ruggen van de beesten liep: deze ‘bull-jumping’ was het belangrijkste onderdeel van de ceremonie.  wanneer we verder reden naar het dorp, op zoek naar een slaapplek, vroeg de stierenspringende man om een lift.  we stemden toe, en voor we het beseften sprongen er nog een aantal andere leden van de stam onze auto in.  ziedaar de meest speciale lift van de hele trip! we zetten ons bont gezelschap netjes af, vonden een mooie camping en genoten van de sri lankaanse keuken van dylan, die voor één keer onze professionele huiskok simon mocht vervangen. 
vanuit turmi trokken we verder naar ‘key afer’, een ander dorp, bewoond door een andere stam.  we dronken er een pepsi en praatten er met wat locals, onder andere over hetgeen we de dag ervoor zagen en dachten van het hele bull-jumping-gebeuren.  ’s avonds bereikten we wederom konso, alwaar we sliepen in een ‘eco-lodge’, met ecologische hutjes, een ecologische wc, ecologische vrijwilligsters, vegetarisch eten en geen elektriciteit (dat laatste heeft misschien meer te maken met ethiopie zelf). 

it’s a long way…
het werd tijd om konso, en meer algemeen ethiopie, te verlaten, dus reden we naar ‘moyale’, een stad gelegen op de grens met kenia.  daar wisselden we wat geld, geraakten vlot uit ethiopie en kregen met gemak ons visum en entry stamp van kenia.  enkel de carnet de passage voor bertha moesten we de ochtend erop regelen, aangezien de bevoegde douanier al naar huis was.  na wat zoeken mochten we onze tent opzetten op de binnenkoer van een guesthouse in het keniaans deel van de stad.  bij het nuttigen van onze eerste keniaanse pint bespraken we de route die we zouden volgen naar nairobi.  dit bleek geen evidente keuze te zijn.  er zijn immers twee wegen om in de keniaanse hoofdstad te geraken: de kortste en meest bereden route loopt over een bergketen via ‘marsabit’ en ‘isiolo’, maar een groot stuk van de weg bestaat uit harde, scherpe lavarotsen en uit diepe geulen en putten waarbij de kans heel groot is banden kapot te rijden en/of de ophanging van de wagen om zeep te helpen.  zonder één enkele uitzondering had elke overlander waar we weet van hebben een of meerdere problemen met hun wagen of motor opgelopen na het nemen van deze weg.  de tweede optie is een route langs ‘wajir’ en ‘garissa’, meer oostelijk gelegen in het grensgebied met somalie.  de weg is ruim 200 kilometer langer, het is er heet wegens de lage ligging en onberijdbaar gedurende het regenseizoen.  nadat we de veiligheid van de streek gecheckt hadden bij locals (somalie is ongeveer het laatste land ter wereld waar een mens wil terechtkomen), wat ok bleek te zijn, kozen we voor deze laatste optie.  het is immers een (heel) zanderige weg, met bijgevolg een veel kleinere kans op brokken door gebrek aan putten en rotsen.  de eerste dag reden we van zonsopgang tot zonsondergang over de extreem desolate weg, 260 kilometer zuidwaarts doorheen de savanne tot in wajir.  de zeldzame stops lasten we in om iets te drinken, om een aantal locals met autoproblemen te voorzien van drinkwater, om de enorm vriendelijke militaire politie bij de checkpoints uit hun verveling te wekken en om een passerende giraf te bewonderen.  de nederzettingen onderweg bestonden uit erg schrale ‘hutten’, gemaakt van buigzame takken en plastiek.  de inwoners van dit door kenia en somalie betwiste gebied zijn hoofdzakelijk somaliers, gevlucht uit hun thuisland en aan hun starende blikken te zien zijn ze overduidelijk niet gewend aan voorbijrijdende westerlingen.  de regio is hoofdzakelijk islamitisch gebied, atypisch voor de rest van kenia en voor ons weer even aanpassen na ons bezoek aan het op religieus vlak gemengde ethiopie.  eenmaal aangekomen in wajir, bleek het moeilijk een slaapplek te vinden: keer op keer werd ons gemeld dat het hotel volgeboekt was, terwijl we wisten dat dit niet het geval was.  de reden voor hun weigering is nog steeds onduidelijk, maar na een vijftal keer weggestuurd te zijn, vonden we toch een plekje waar we onze tent mochten zetten.  de volgende dag was min of meer een kopie van de vorige, met als hoogtepunt de fauna aldaar: een groep van zes giraffen, regelmatig overspringende dik diks en af en toe een grotere antilopensoort.  na opnieuw ruim 300 kilometer zand vreten hadden we eindelijk het asfalt van garissa bereikt.  in deze stad vonden we gemakkelijk een aangenaam en goedkoop slaapplekje, wat erg welkom was na twee vermoeiende dagen. 

aan het eind van de tunnel…nairobi! 
vanuit garissa geraakten we na een aantal uren rijden vlot in nairobi, met zijn aangename temperaturen dankzij de hoge ligging van de hoofdstad.  we waren en zijn erg blij dat we zonder kleerscheuren en zonder brokken een van de moeilijkste stukken van deze reis overbrugd hebben! momenteel zitten we in ‘jungle junction’, hét mekka voor overlanders: vrijwel iedereen die doorheen afrika rijdt, passeert langs deze alom gekende en gezellige plaats, dat bestaat uit een groot huis met onder andere salon en keuken, met errond een grote tuin dat dienst doet als kampeerterrein.  hier is de plek waar we oude bekenden weerzien (de britten die we ontmoetten in egypte en wat polen, tegengekomen in ethiopie) en waar we nieuwe mensen leren kennen.  de ideale plek om uit te rusten, te socializen en wat praktische zaken te regelen: was doen, gasbidons vullen, ons elektrisch systeem van de auto hopelijk definitief in orde brengen en uiteraard de blog aanvullen staan op ons lijstje.  we blijven niet erg lang in kenia, vooral omdat de nationale parken, toch het handelsmerk van het land, veel te duur zijn in verhouding tot zijn buurlanden.  daarom rijden we binnen een paar dagen westwaarts richting uganda om daar wat te chillen en wilde dieren te spotten.  later meer dus! 

maandag 8 november 2010

Khartoum - Gondor - Simien NP - Bahir Dar - Lalibela - Addis Ababa


















































Het is 2 weken geleden dat we onze blog hebben aangevuld. Een schande! Als excuses roepen we in: slechte internetverbindingen, weinig tijd en energie na het vele rijden en de aanpassing aan het Afrikaanse luie ritme. Maar goed, hier volgt voor jullie een dikke maar lekkere boterham Ethiopië!

Exodus Soedan
Daags na het posten van de vorige blogpost kwam ons via enkele contacten ter ore dat er mogelijk problemen stonden te wachten aan de Ethiopische grens. Na wat rondgetelefoneer en –gesurf bleek er inderdaad sinds enkele dagen een nieuwe wet van kracht in Ethiopië die een brief van onze ambassade eiste die garandeert dat we onze wagen niet in het land zouden achterlaten. Alle overlanders voor ons hadden noodgedwongen de nacht moeten doorbrengen op de grens. Het niet zover willen laten komend, besloten we pro-actief te handelen en het papiertje a priori in orde te brengen. De rest van de dag vulden we met de Belgische ambassade in Addis Abeba (Ethiopië) op te bellen. Op de 4 telefoonnummers die we hadden werd slechts eenmaal gehoor gegeven, met de melding later nog eens te proberen omdat de consul nog aan het lunchen was. Veel later en uiteindelijk het noodnummer van de ambassade bellend kregen we de consul aan de lijn. De Belgische ambassade wou het gevraagde document niet opstellen, maar kon er een mouw aanpassen door wat met Engelse zinsconstructies te jongleren die de gemiddelde Ethiopische douanebeambte z’n petje te boven zouden gaan, waardoor ze ons alsnog zouden binnenlaten. Toen de consul echter te horen kreeg dat we dit hele gedoe op voorhand wouden regelen, werden we matig vriendelijk verzocht nog maar eens terug te bellen op het moment dat we effectief vaststonden aan de grens, en neer ging de hoorn in Addis. Menige vloek ontsnapte onze lippen. Verbouwereerd en ontstemd besloten we onze spullen bij elkaar te pakken en richting Ethiopische grens te racen, een 600km verder. We namen ook afscheid van Olivier en Flore, zij besloten trouwens helemaal off the beaten track te gaan en via Zuid-Soedan naar Uganda te rijden. Het bezoek aan de piramides van Meroe, een omweg van minstens 2 dagen, hebben we ten grote spijt (vooral van Shoekes) moeten laten vallen, al had de onophoudende afmattende Soedanese hitte ons ook niet bepaald warm gemaakt voor een verlengd verblijf in één van de warmste streken van Afrika.

Het eiland Ethiopië
Na een volle dag stevig doorrijden (met ons Bertha gaat het dus goed) bereikten we de grens. Geen noemenswaardige problemen aan de Soedanese kant, afscheid dus van dit vriendelijke land. Ethiopië konden we inderdaad met de auto niet in zonder het bewuste papieren kleinood. Op dat moment was de ambassade nog niet gesloten maar na een telefoontje konden we onze hoop op een vlotte grensovergang opbergen: “de consul is al naar huis, probeer morgen eens opnieuw”. Dus toch de nacht doorbrengen in het chaotisch drukke grensdorpje. ’s Anderendaags vroeg eindelijk de consul te pakken gekregen die onze gegevens noteerde en ons de brief doormailde, een karwei van tien minuten. De slechte medewerking van de Belgische ambassade staat in schril contrast met de getuigenissen die we van andere reizigers noteerden. Met enig geluk internet gevonden in het bewuste dorpje en tijd voor een nieuw hoofdstuk in ons avontuur: Ethiopië! Voor het grote publiek vooral gekend omwille van enkele hongersnoden uit het verleden, al zal elke reiziger hier iets totaal anders ervaren. Het contrast met Soedan bleek op elk zintuiglijk vlak absoluut: de vlakke saaie woestijn maakte plaats voor fris en groen heuvel- en bergland, de temperatuur daalde ook drastisch wegens de hoogteligging, een ware verademing! Het lege Soedan veranderde dan weer in een mensen- en beestenmassa in Ethiopië. Om de quasi 80 miljoen inwoners te kunnen voorzien van voedsel is zowat elk bewerkbaar stuk grond in gebruik. In de rest van het landschap een overbevolking van vee. Veel wegen zijn er niet in het land, en diegene die er zijn worden gebruikt door de weinige auto’s (in feite enkel camions, minibussen en toeristen-4x4’s: een auto is oneindig veel te duur voor de gemiddelde arme Ethiopiër) de schijnbaar altijd wandelende Ethiopiërs en de enorme beestenboel: ezels, geiten, schapen, paarden, koeien en waar moslims wonen ook dromedarissen. Het lijkt hier wel elke dag jaarmarkt, al hebben we waarschijnlijk een paar keer pech gehad in een kilometerslange kluwen te moeten rijden van/naar een wekelijkse lokale markt. Naar horen zeggen en lezen waren de meeste wegen hier tot voor kort in een erbarmelijke staat of zelfs nauwelijks berijdbaar. Hier is echter net zoals in Soedan door Chinese en Koreaanse arbeid heel recent verandering in gebracht. Het resultaat is vaak ultieme asfalt, dus klagen zullen we niet! Het nadeel van de noeste arbeid van onze spleetogige vrienden was volgens een douanebeambte wel dat ze lokaal zowat alle honden hadden opgevreten… Dat was dan buiten die ene gerekend die Johnny Shoekes onder zijn wielen kreeg voorgeschoteld. Ook in een Afrikaanse context is Ethiopië duidelijk een buitenbeentje: (naar eigen (fysisch-deterministische) theorie) mede door de hoogteligging, is het het enige Afrikaanse land dat nooit werd gekoloniseerd en werd de rijke lokale cultuur intact gehouden. Ethiopië heeft op cultureel vlak dan ook veruit het meeste te bieden van gans Sub-Sahara Afrika. Die eigen cultuur (voor zover er sprake kan zijn van één algemene aangezien de plaatselijke rijkdom aan diverse volkeren) uit zich onder andere in een eigen kalender (het is hier 2003, met 13 maanden in een jaar), en uurrekening (’s middags is het hier 6 uur), een opmerkelijke muziek- en dansstijl, een uniek schrift (het Amharigna), een afwijkende en intense geloofsbelijdenis,… In sommige streken werd het Christendom hier bijvoorbeeld ingevoerd lang voordat er daar bij ons sprake van was. Voorts zijn de vrouwen hier de schoonste van het continent, dixit de Afrikaanse vrouwenkenner van yours truly trio. Als dit nog niet genoeg is biedt Ethiopië dit alles aan in een ontegensprekelijk prachtig kader met een schijnbaar onuitputtelijk aanbod aan boeiende landschappen en adembenemende panorama’s. Kortom, een traveller’s paradise!

Kastelen en apen
We verbleven aanvankelijk 2 dagen in Gondor, eens kortstondig de hoofdstad, getuige daarvan enkele koninklijke kastelen opgetrokken uit een warmkleurig gesteente. We maakten er kennis met 2 Afrikaners die met de moto het omgekeerde traject afleggen zijn en al 7 weken in Ethiopië vertoefden, en werden herenigd met enkele Britten en Kiwis die we al kenden van Egypte en de ferry. Met hen werd het ’s avonds een onvervalste boys night out ons tegoed doend aan datgene waar we op dat moment al 2 maanden door plaatselijke sharia’s van werden onthouden: frisse pinten! Ook trakteerde Shoekes zijn twee reisgezellen hier op dagenlange entertainment door zich van zijn te ruig geworden baard te ontdoen. Het resultaat was echter zo confronterend (het was naar zijn eigen zeggen jaren geleden dat hij zich zo kort geschoren had) dat hij niet veel later ook zijn kapsel tot enkele centimeters liet decimeren.
Vervolgens stond een daguitstap in het Simien National Park op het programma. Met een verplichte gewapende maar goedlachse bewaker mee in de auto sleepte ons Bertha ons die dag de bergen in tot op 3800m hoogte. Koud, dus de truien en sjaals konden eindelijk worden bovengehaald. Onderweg gaven we onze ogen de kost aan dramatische berg- en valleivergezichten, inclusief een honderden meter hoge waterval en de lokale fauna en flora, waarbij vooral de talrijke families endemische Gelada bavianen ons zullen nablijven.
Het vervolg van ons traject bracht ons via Gonder (we waren er een nacht accommodatie vergeten te betalen) naar Bahir Dar, een subtropisch stadje gelegen aan die andere bron van de Nijl: het Tana Meer, waar we twee volle dagen doorbrachten. Onderweg liep de motor echter enkele keren warm. De oorzaak werd deze keer wel snel vastgesteld: een waterlek door het schuren van een buisje. Wachten totdat het water was afgekoeld voordat we de dop konden opendraaien en bijvullen was de tijdelijke remedie. Dat we daarbij een keer vlak voor een school die net eindigde moesten wachten, was een hele belevenis, zowel voor ons als de kinderen. Over die kinderen dient sowieso nog het één en ander vermeld te worden.


You Mister! YOU YOU YOU! Give me pen! Give me money!
We zouden durven stellen dat Ethiopië nog geen platgelopen toeristische bestemming is, maar dat we geen pionierreizigers zijn, wordt ons elke dag weer en soms op een pijnlijke manier, duidelijk gemaakt. De helft van de Ethiopische bevolking is jonger dan 15 jaar oud, 40 miljoen kinderen dus en dat hebben we geweten. Kinderen zijn dan ook alomtegenwoordig in het land. Maakt niet waar we stoppen, binnen enkele minuten staan er enkele tot een zwerm rond onze automobiel. Steevast klinkt dan de vraag naar balpennen, kleren, geld, plastieken flessen,… Ook de kinderen die we passeren maken vaak met gebaren duidelijk iets verlangen te krijgen. Sommige kinderen zijn hier erg assertief in en we hebben al meerdere overlandersverhalen gehoord over het gooien van stenen naar auto’s en moto’s als er niets werd uitgedeeld, maar voorlopig zijn wij hier gespaard van gebleven. Soms is de verleiding inderdaad groot om één van onze vele balpennen, voetballen of zeepkes te geven, maar we hebben onze gezond verstand aangesproken en onze principes van verantwoord reizen eens op een rijtje gezet. Het besluit lijkt misschien hard maar is duidelijk: we delen niets uit! Op zich help je namelijk geen kind als je het uit het niets een cadeau geeft. Het verkoopt namelijk de balpen en gaat de volgende keer sowieso opnieuw een balpen/geld vragen/eisen. Het enige wat je als uitdelende toerist eigenlijk verwezenlijkt is jezelf een goed gevoel schenken en het kind een geef/krijg-verhouding aanleren tussen hen en de blanke Sinterklazen. Door iets voor niets te geven maak je het er ook niet leuker op voor de reizigers die na je komen, zoals wij nu ondervinden. Soms komen we namelijk in een streek waar de kinderen gewoon naar ons wuiven en als we stoppen, komen aanlopen en zich vergapen aan ons en Bertha als eskimo’s aan kamelen, zonder iets te verlangen. Hier heb je één niet nadenkende toerist met een zak vol balpennen nodig om ook dat voorgoed te veranderen. Het enige wat we al rijdende uitdelen zijn brede glimlachen gepaard met een enthousiast gezwaai (mede uit schrik dat ze met stenen gaan smijten), en daar zijn we zelfs heel vrijgevig mee! Als we dan achterom kijken, zien we de kinderen vaak nog staan naglunderen omdat ze begroet zijn door een blanke meneer! Het blijven immers kinderen.

En voorts nog religie!
De dag in Bahir Dar werd gevuld met wat bijklussen aan ons Bertha zoals het lassen van de waterlek en een bezoek aan de watervallen van de Blauwe Nijl. Simon was hier reeds vorig jaar geweest maar stelde tot zijn verbazing vast dat de watervallen deze keer veel imposanter waren. Bleek dat de hydro-electriciteitcentrale, die veel van debiet van de Nijl opslorpte, was stilgelegd in functie van het toerisme. ’s Avonds werden we verrast door de geheel onverwachte ontmoeting met Jean Poesen, één van onze proffen geografie en thesispromotor van Kristof. De verbazing van de ontmoeting was duidelijk wederzijds! De dag erop huurden Shoekes en Kristof een bootje en gingen enkele mysterieuze kloosters op de eilanden in het meer bezoeken. De kerken in de kloosters zijn gekenmerkt door erg kleurrijke en expressieve, bijna kinderachtige tekeningen van Bijbeltaferelen. De monniken gniffelden soms zelf bij het aanwijzen en benoemen van idem dito plaatjes in een 500 jaar oude Bijbel.
Volgende stop en volgens vele het 8ste wereldwonder: de uitgegraven kerken van Lalibela! Vooraleer we daar geraakten moesten we opnieuw de steile bergen op en dienden we een slechte gravelweg te nemen. Halverwege pauzeerden we voor lunch in een dorpje. Zoals gewoonlijk werden we er overstelpt met aandacht door de kinderen en locals, al bleven er enkelen pertinent bedelen tijdens het lunchen. We besloten toch de auto te laten wassen door enkele kinderen. Na de prijs afgesproken te hebben ontstond er echter direct een ruzie tussen hen omdat ook anderen mee wouden helpen/verdienen. Uiteindelijk stelde meester Simon 3 kereltjes aan die zich eerlijk toegegeven uitstekend van hun taak kweten, met een extra-tje op de afgesproken prijs als gevolg. Tussen al het tumult werden we tevens nog overvallen met de vraag of een hoog-zwangere vrouw een eind mee mocht rijden. Na even rustig de bede beoordeeld te hebben, besloten we dat het geen probleem was. Ze bleek een lieve dame en was uiterst dankbaar! Kristof’s lunch zelf bleek achteraf een addertje onder de zure pannenkoek te hebben, waardoor hij ’s anderdaags een halve dag misselijk in bed moest blijven. Uiteindelijk betaalde hij en Shoekes de dure inkomprijs en hadden ze nog net genoeg tijd de meest opvallende kerken te bezoeken. Op de vraag hóe ze die kerken 800 jaar in hemelsnaam vanaf een rots metersdiep uit één stuk hebben uitgegraven, hebben ze wel nog steeds geen realistisch antwoord gevonden. Volgens de locals hebben trouwens de engelen er zwaar aan liggen meehelpen…
Van het mystieke bergdorp Lalibela ging de tocht verder richting de hoofdstad Addis Ababa, die werd bereikt na twee volle dagen rijden. Hier hadden we gisteren in het Hilton een afspraak met de vader van Shoekes, die enkele dagen ervoor werd opgeroepen om een reis te begeleiden. Hij had enkele boodschappen bij voor ons van thuis zoals een nieuwe stroomomvormer en een vroege Sinterklaas. Merci Mark! Vandaag brachten we onze autoverzekering in orde voor zowat al de landen die nu nog volgen maar meer tijd gaan we niet in Addis doorbrengen. Morgen rijden we zuidwaarts naar Awassa, alwaar we een onderhoudje voor ons Bertha in gedachte hebben.