let the beast go!
zoals gepland verlieten we addis en reden we verder zuidwaarts voor een eerste stop in de riftvallei: ‘awassa’ is daarvoor het geknipte stadje, alwaar we onze tenten neerzetten en wat rondslenterden langs de oevers van het nabijgelegen meer met oog voor de bijhorende vogels. de stad heeft ook een officiële toyota-garage waar we langsgingen voor een aantal kleine mankementjes en voor onderhoud. ter plekke kregen we te horen dat dit alles een paar dagen in beslag zou nemen, waarvoor we vriendelijk bedankten. gelukkig maakten we kennis met een handvol VN-medewerkers die blijkbaar wel de tijd (en het geld) hadden om hun wagens er te laten fixen. een van hen, joseph, was zo vriendelijk ons te vergezellen op zoek naar een iets minder officiële garage, wat we soepel vonden. hier werden we wel snel geholpen en na een tweetal uurtjes (onderhoud, het dichten van een lek, het repareren van een scheur in de uitlaatpijp en het regelen van de regulator) konden we de keet gezwind verlaten met een herboren bertha!
ethiopische beestenboel
tijd dus om de baan op te gaan, en die leidde ons naar het stadje ‘arba minch’. we kampeerden op het terrein van een restaurant-hotel-resort dat ooit betere tijden gekend moet hebben. de plek was gelegen aan het hoge gedeelte van de stad (het hoge en het lage gedeelte krijgen wegens gebrek netjes elk om beurt de ene avond elektriciteit, de andere avond niet), waardoor we konden genieten van een indrukwekkend zicht op de riftvallei, met in het dal twee meren en op de achtergrond hoge bergflanken. beesten zijn nooit ver weg in ethiopie: aan onze tent werden we vergezeld door een trouwe viervoeter, zowel ’s nachts als overdag niet van ons weg te slaan en af en toe passeerde er een familie bavianen. ’s avonds zochten en vonden we eten, geraakten we aan de praat met de lokale jeugd en belandden we met hen in een bar voor een gezellige avond. we sliepen uit, regelden en deelden met een beiers koppel een klein bootje waarmee we samen met een ethiopische ‘kapitein’ te water gingen op een van de meren. na een klein uur varen bereikten we hetgeen waarop we wachtten: het meer zit immers vol met voor ons niet alledaagse beesten: op een paar tientallen meter afstand zagen we regelmatig een aantal nijlpaarden hun kop boven water steken, vergezeld van het nodige geblaas en geklots. van iets dichterbij zagen we nog een andere gezellige diersoort, namelijk (grote) krokodillen, zonnebadend aan de oevers of ronddrijvend in het water.
een dag later stond er nog meer natuur op het programma: we besloten het nechisar national park binnen te rijden langsheen een uiterst slechte, onverharde ‘weg’ (wegens stenen en rotsen, putten en geulen en extreem steile hellingen). onderweg kwamen we bavianen en andere apen tegen, evenals dik diks, een heel kleine antilopensoort die volgens mij een beetje de vervanger is van het konijn hier. na een paar uur bereikten we een hoogvlakte, waar we (grotere) antilopen, vreemde loopvogels en zebra’s konden spotten, dit alles in een behoorlijk mooi decor! tegen valavond passeerden we nog langs de zogenaamde ‘hot springs’: er stroomde inderdaad een beekje met zuiver water door het bos, maar waar ze de term ‘hot’ vandaan halen, blijft voor ons een raadsel. in ieder geval hadden ze er ooit een dammetje neergepoot, waardoor er een poel is ontstaan (de ‘swimming pool’) en waar we handig gebruik van maakten om ons te wassen (op onze camping was er geen stromend water). de aan tenen knabbelende vissen moesten we er, tot grote vreugde van simon en kristof, maar bijnemen.
‘circus ethiopia’
we bolden verder naar ‘konso’, eveneens gelegen in de riftvallei en toegangspoort tot het stammengebied in het zuidwesten van ethiopie: de Omo-vallei. in het dorp gingen we even kijken naar een lokale voetbalmatch, waar we honderden locals aantroffen, supporterend voor twee uitermate (zelfs lachwekkend) slecht spelende voetbalploegen. zoals gewoonlijk werden we snel omringd door een tiental ethiopische kinderen die ons overhaalden aan een stuk suikerriet te knabbelen, wat voor hen een heel entertainment bleek te zijn. op onze slaapplek zagen we dylan, onze sri lankaans-zwitserse motorrijder die we eerder al tegenkwamen op de nassermeer-ferry. blijkbaar was hij heelhuids door zuid-sudan geraakt en ging hij nu via ethiopie, djibouti en jemen. verder oostwaarts naar india. we besloten naar ‘turmi’ te rijden, een plaatsje in het stammengebied. onderweg kwamen we reeds naakte of half-naakte mannen en vrouwen tegen, met vaak voor ons originele en ongewone kapsels, attributen, sieraden en tatoeages. vlakbij turmi werd onze aandacht gewekt door een massa mensen en geparkeerde 4X4’s, en ook dylan was van de partij. blijkbaar was er een huwelijksceremonie van een van de stammen aldaar aan de gang. we stopten er en wouden een kijkje nemen, maar vrijwel onmiddellijk kwam er een man naar ons toe (van een reisbureau/overheid, geen lid van de stam) die ons vertelde dat een gids verplicht was en dat we toegang moesten betalen (veel geld naar ethiopische normen). na veel discussie konden we de gids met dylan delen en mochten we rondlopen. we zagen dansende vrouwen, die tot bloedens toe op de rug geslagen werden door mannen met een zweep, terwijl de vrouwen zelf geen kik gaven. iets verderop zaten nog tientallen mannen en vrouwen van de stam wat te kijken en te praten. heel dit schouwspel werd echter bijgewoond door horden toeristen, die met tours hierheen gebracht werden. bij het zien van dit alles kregen we een onbehaaglijk gevoel: er waren minstens evenveel toeristen als leden van de stam, waarbij eerstgenoemden vaak respectloos bijna letterlijk vochten voor de mooiste foto. daarbovenop kwam de man van het reisbureau/overheid vragen naar ons toegangsgeld, terwijl we niet goed wisten wie hij was en waar het geld naartoe zou gaan. dit was niet echt een schoolvoorbeeld van duurzaam toerisme en we waren ongewild en onbedoeld medeplichtig… wat later gingen we met heel het circus naar een open plek waar een kudde stieren bij elkaar gebracht waren. na wat dansen en zingen werden een aantal stieren naast elkaar op een rij getrokken en geduwd waarop de toekomstige echtgenoot een aantal keer over de ruggen van de beesten liep: deze ‘bull-jumping’ was het belangrijkste onderdeel van de ceremonie. wanneer we verder reden naar het dorp, op zoek naar een slaapplek, vroeg de stierenspringende man om een lift. we stemden toe, en voor we het beseften sprongen er nog een aantal andere leden van de stam onze auto in. ziedaar de meest speciale lift van de hele trip! we zetten ons bont gezelschap netjes af, vonden een mooie camping en genoten van de sri lankaanse keuken van dylan, die voor één keer onze professionele huiskok simon mocht vervangen.
vanuit turmi trokken we verder naar ‘key afer’, een ander dorp, bewoond door een andere stam. we dronken er een pepsi en praatten er met wat locals, onder andere over hetgeen we de dag ervoor zagen en dachten van het hele bull-jumping-gebeuren. ’s avonds bereikten we wederom konso, alwaar we sliepen in een ‘eco-lodge’, met ecologische hutjes, een ecologische wc, ecologische vrijwilligsters, vegetarisch eten en geen elektriciteit (dat laatste heeft misschien meer te maken met ethiopie zelf).
it’s a long way…
het werd tijd om konso, en meer algemeen ethiopie, te verlaten, dus reden we naar ‘moyale’, een stad gelegen op de grens met kenia. daar wisselden we wat geld, geraakten vlot uit ethiopie en kregen met gemak ons visum en entry stamp van kenia. enkel de carnet de passage voor bertha moesten we de ochtend erop regelen, aangezien de bevoegde douanier al naar huis was. na wat zoeken mochten we onze tent opzetten op de binnenkoer van een guesthouse in het keniaans deel van de stad. bij het nuttigen van onze eerste keniaanse pint bespraken we de route die we zouden volgen naar nairobi. dit bleek geen evidente keuze te zijn. er zijn immers twee wegen om in de keniaanse hoofdstad te geraken: de kortste en meest bereden route loopt over een bergketen via ‘marsabit’ en ‘isiolo’, maar een groot stuk van de weg bestaat uit harde, scherpe lavarotsen en uit diepe geulen en putten waarbij de kans heel groot is banden kapot te rijden en/of de ophanging van de wagen om zeep te helpen. zonder één enkele uitzondering had elke overlander waar we weet van hebben een of meerdere problemen met hun wagen of motor opgelopen na het nemen van deze weg. de tweede optie is een route langs ‘wajir’ en ‘garissa’, meer oostelijk gelegen in het grensgebied met somalie. de weg is ruim 200 kilometer langer, het is er heet wegens de lage ligging en onberijdbaar gedurende het regenseizoen. nadat we de veiligheid van de streek gecheckt hadden bij locals (somalie is ongeveer het laatste land ter wereld waar een mens wil terechtkomen), wat ok bleek te zijn, kozen we voor deze laatste optie. het is immers een (heel) zanderige weg, met bijgevolg een veel kleinere kans op brokken door gebrek aan putten en rotsen. de eerste dag reden we van zonsopgang tot zonsondergang over de extreem desolate weg, 260 kilometer zuidwaarts doorheen de savanne tot in wajir. de zeldzame stops lasten we in om iets te drinken, om een aantal locals met autoproblemen te voorzien van drinkwater, om de enorm vriendelijke militaire politie bij de checkpoints uit hun verveling te wekken en om een passerende giraf te bewonderen. de nederzettingen onderweg bestonden uit erg schrale ‘hutten’, gemaakt van buigzame takken en plastiek. de inwoners van dit door kenia en somalie betwiste gebied zijn hoofdzakelijk somaliers, gevlucht uit hun thuisland en aan hun starende blikken te zien zijn ze overduidelijk niet gewend aan voorbijrijdende westerlingen. de regio is hoofdzakelijk islamitisch gebied, atypisch voor de rest van kenia en voor ons weer even aanpassen na ons bezoek aan het op religieus vlak gemengde ethiopie. eenmaal aangekomen in wajir, bleek het moeilijk een slaapplek te vinden: keer op keer werd ons gemeld dat het hotel volgeboekt was, terwijl we wisten dat dit niet het geval was. de reden voor hun weigering is nog steeds onduidelijk, maar na een vijftal keer weggestuurd te zijn, vonden we toch een plekje waar we onze tent mochten zetten. de volgende dag was min of meer een kopie van de vorige, met als hoogtepunt de fauna aldaar: een groep van zes giraffen, regelmatig overspringende dik diks en af en toe een grotere antilopensoort. na opnieuw ruim 300 kilometer zand vreten hadden we eindelijk het asfalt van garissa bereikt. in deze stad vonden we gemakkelijk een aangenaam en goedkoop slaapplekje, wat erg welkom was na twee vermoeiende dagen.
aan het eind van de tunnel…nairobi!
vanuit garissa geraakten we na een aantal uren rijden vlot in nairobi, met zijn aangename temperaturen dankzij de hoge ligging van de hoofdstad. we waren en zijn erg blij dat we zonder kleerscheuren en zonder brokken een van de moeilijkste stukken van deze reis overbrugd hebben! momenteel zitten we in ‘jungle junction’, hét mekka voor overlanders: vrijwel iedereen die doorheen afrika rijdt, passeert langs deze alom gekende en gezellige plaats, dat bestaat uit een groot huis met onder andere salon en keuken, met errond een grote tuin dat dienst doet als kampeerterrein. hier is de plek waar we oude bekenden weerzien (de britten die we ontmoetten in egypte en wat polen, tegengekomen in ethiopie) en waar we nieuwe mensen leren kennen. de ideale plek om uit te rusten, te socializen en wat praktische zaken te regelen: was doen, gasbidons vullen, ons elektrisch systeem van de auto hopelijk definitief in orde brengen en uiteraard de blog aanvullen staan op ons lijstje. we blijven niet erg lang in kenia, vooral omdat de nationale parken, toch het handelsmerk van het land, veel te duur zijn in verhouding tot zijn buurlanden. daarom rijden we binnen een paar dagen westwaarts richting uganda om daar wat te chillen en wilde dieren te spotten. later meer dus!
1 opmerking:
Wederom wederom wederom... jaloers :)
Een reactie posten